Curietemperatuur
De Curietemperatuur is de temperatuur waarboven ferromagnetische materialen geen permanent magneetveld meer bezitten. Dit gebeurt doordat de atomen zo hevig trillen dat er geen globale richting meer is: de stof verliest zijn magnetisme. Boven de Curietemperatuur gedraagt het materiaal zich paramagnetisch.
De Curietemperatuur is genoemd naar Pierre Curie (1859-1906).
De Curietemperatuur is de temperatuur waarboven ferromagnetische materialen geen permanent magneetveld meer bezitten. Dit gebeurt doordat de atomen zo hevig trillen dat er geen globale richting meer is: de stof verliest zijn magnetisme. Boven de Curietemperatuur gedraagt het materiaal zich paramagnetisch.
Bij het verhogen van de temperatuur zorgt de temperatuurbeweging voor het geleidelijk doorbreken van de spinorde. Bij de Curietemperatuur stort de ordening ineen doordat de thermische energie groter is geworden dan de energie van de magnetische wisselwerking.
De Curietemperatuur is moeilijk exact te meten. Ten eerste verdwijnt het permanente magneetveld rond het materiaal slechts geleidelijk. Ten tweede is de Curietemperatuur sterk afhankelijk van kleine verontreinigingen in het materiaal.
Als we bijvoorbeeld een AlNiCo magneet verwarmen boven de Curietemperatuur van 850°C dan is hij niet meer ferromagnetisch. Hij wordt dan paramagnetisch. Ook na het afkoelen van de magneet komt het permanente magneetveld niet terug. Er is dan wel weer een magneetveld aanwezig in kleine gebiedjes in het materiaal, de zogenaamde Weissgebiedjes (Weiss 1865-1904), maar deze velden wijzen in willekeurige richtingen, zodat er geen resulterend extern magneetveld aanwezig is. Het is wel mogelijk de magneet opnieuw te magnetiseren.
De ferromagnetische elementen en legeringen met hun Curie-temperaturen:
Materiaal Curietemp.
Fe 770°C
Co 1115°C
Ni 354°C
Gd 19°C
AlNiCo 850°C
Ferriet 450°C
Sm Kobalt 750-825°C
Nd-Fe-B 310-340°C
Pierre Curie (1859-1906)